

|
Wie in de middeleeuwen (tot einde 18e eeuw) een beroep wilde uitoefenen kon dat alleen als men lid was van een gilde. Niet
iedereen mocht lid worden van een gilde. Joden en doopsgezinden (Mennonieten of Menisten) waren uitgesloten. Zij konden in de steden dus geen ambacht uitoefenen.
Veel Joden en Doopsgezinden zaten daarom in de (geld)handel. Christenen mochten van de kerk dit beroep niet uitoefenen. Joden verdienden hun geld noodgedwongen als marktkoopman of als venter.
Ook in Amsterdam, waar een groot gedeelte van de marktkoopmannen
van joodse afkomst was. |
In 1934 waren er al heel wat markten in Amsterdam die vandaag ook nog druk bezocht zijn, zoals de Albert Cuypstraat, de
Dappermarkt, de Ten Katestraat (Oud-West), de Lindengracht en de Nieuwmarkt. Op het Waterlooplein, in de Uilenburgerstraat en op de Zwanenburgwal waren markten in tweedehands goederen en op het
Singel werden planten en bloemen verkocht. Er waren weekmarkten op het Amstelveld, de Noordermarkt en de Javastraat. De markten op de Nieuwmarkt en het Waterlooplein waren veruit het
grootst, met ongeveer 300 plaatsen. Joodse marktkooplui stonden vooral op het Waterlooplein, de Nieuwmarkt, in de Uilenburgerstraat (de markt die vooral op zondagmorgen populair
was) en op het Amstelveld. Op die laatste markt stond ook de beroemde joodse standwerker Kokadorus, alias Meier Linnewiel
(1876-1934). Voor meer informatie over Amsterdamse markten klik
hier.
Op de markt in de Uilenburgerstraat lag het accent op gebruikte goederen (zoals dat ook het geval was op het Waterlooplein), vis en andere levensmiddelen, waaronder het zo
populaire 'joodse zuur'. De joodse handelaren op de Nieuwmarkt waren gespecialiseerd in levensmiddelen.
|
In de jaren dertig was er een grote economische crisis,waardoor veel Joodse mensen hun heil zochten in de handel. Er was
echter zo'n sterke uitbreiding van het aantal venters en marktkooplui, dat er nog nauwelijks van kon worden rondgekomen. De spoeling werd dunner. In mei 1938 was maar liefst 31 % van
alle venters joods, waarbij lompenventers niet zijn meegeteld,dus in feite lag dit percentage nog hoger. Na 1940 In september 1941 bepaalden de Duitsers dat joden niet meer op openbare
markten mochten handelen en kopen. Op het Waterlooplein, in de Gaaspstraat (Rivierenbuurt), de Joubertstraat (Afrikaanderbuurt) en het Minervaplein (Zuid) kwamen speciale markten waar alleen
joden mochten handelen en kopen. Door deze beperking werden niet alleen een groot aantal joodse markt- en staarthandelaren werkloos, ook werd de voedselvoorziening en brandstofvoorziening
vooral in de jodenbuurt problematisch.
Getuigen over de Joodse markt in oorlogstijd Een van de markten die speciaal voor joden was, was de markt in de Joubertstraat, die werd gehouden op het terrein van een speeltuin.
Hierbij 2 verhalen over die markt op de website Geheugen van Oost
De Joodse
Markt
Bezoek aan
de joodse markt
Na de oorlog bleek slechts een klein percentage van de joodse
markt- en straathandelaren te zijn teruggekomen. Het karakter van
de Waterloopleinmarkt is mede daardoor danig veranderd en de
markt op de Uilenburgerstraat is - ook door de sloop van de
jodenbuurt - niet meer geopend.
|
Na de oorlog bleek slechts een klein percentage van de joodse markt- en straathandelaren te zijn teruggekomen. Het karakter van
de Waterloopleinmarkt is mede daardoor danig veranderd en de markt op de Uilenburgerstraat is - ook door de sloop van de jodenbuurt - niet meer geopend.
|
Met dank aan:
Joods
Monument
Geheugen van Oost
Wikipedia
Archieffoto's:
Kokadorus, alias Meier Linnewiel (1876-1934)
Noordermarkt
|

|