Andijk vroeger en nu
Andijk als zelfstandige gemeente bestaat nog geen 200 jaar. In
het begin was het niet veel meer dan een verzameling huizen tussen
aanduidingen als Kathoek en Fluithoek, letterlijk ‘aan de
dijk’ gelegen. Na eeuwen van bestuurlijk gerommel in dit
deel van West-Friesland werd het gebied in het midden van de zeventiende
eeuw eerst kerkelijk zelfstandig en kwam er later onder de Fransen
een eigen burgerlijk bestuur. In 1811 eerst nog samen met Wervershoof
en na de losmaking van Wervershoof zes jaar later als op zichzelf
staande gemeente.
Omstreeks 1660 woonden er hooguit een paar honderd mensen aan
de dijk, waaraan op het westeinde in 1667 een eenvoudig kerkje
werd gebouwd. Eromheen ontwikkelde zich een buurtje, min of meer
de kern van de groeiende gemeenschap. In 1811 telde Andijk 200
huizen en 1160 inwoners, voornamelijk Nederlands Hervormd. Ze
hadden 1000 ha. grasland en 100 ha. bouwland tot hun beschikking.
Er was op het Buurtje een school en er kwam een raadhuis. In het
jaar 1836 scheidden de Gereformeerden zich af van de Hervormden.
Voor het eerst begon zich een duidelijke verzuiling af te tekenen,
die later tot spreiding van de inwoners en mede daardoor ook tot
een veranderde sociale structuur van het dorp leidde.
In het begin van negentiende eeuw is er langs de dijk een vrijwel
aangesloten lintbebouwing ontstaan, vanaf de grens met Enkhuizen
in het oosten tot aan die met Wervershoof in het westen over een
lengte van circa 7,5 km. Veeteelt was de belangrijkste inkomstenbron.
Na 1850 ook akkerbouw en zaadbouw en rond de eeuwwisseling is
Andijk definitief een tuinbouwdorp geworden. Het inwonertal verdubbelde
tot ruim 2500. Bij afwezigheid van een dorpskern ontstonden op
verschillende plaatsen langs de dijk buurten van tuindershuisjes:
Bangert, Krimpen, Munnikij, Kerkbuurt, Geuzenbuurt, Broekoord.

Foto: Met dank aan Gemeente Andijk.
|